Wie is familie bij draagmoederschap?

Een kind krijgen met hulp van een draagmoeder (en eventueel een eiceldonor) betekent dat in twee-ouder gezinnen één van de ouders misschien geen bloedband heeft met het kind. En, dat het kind ook familie heeft buiten het eigen gezin kan vragen oproepen, zoals:

  • voelt een ouder die geen genetische band heeft met het kind, zich minder een ‘echte’ ouder?
  • voelt een kind meer liefde en verbondenheid met de ouder met wie het een bloedband heeft?
  • is de draagmoeder ook familie?
  • is de eiceldonor ook familie?
  • hoe praat je over draagmoederschap en donorconceptie zonder iemand pijn te doen?

Verschillende vormen van familie

Familie ben je niet alleen als je genetisch verwant bent. Ook door samen op te groeien, zorg voor elkaar te hebben, van elkaar te houden en unieke ervaringen te delen, word je familie. In een gezin ontstaan door draagmoederschap bestaan verschillende vormen van familie naast en door elkaar. Elke vorm is waardevol.

In de 21e eeuw wordt nog steeds veel waarde toegekend aan familiebanden ontstaan door genetische verwantschap. Familie zijn de mensen met wie je een bloedband hebt. Mensen op wie je lijkt. Hoe vaak hoor je niet zeggen over een kind: ‘hij is sprekend zijn vader’ of ‘zij heeft de ogen van haar moeder’. 

In gezinnen ontstaan door draagmoederschap (en donorconceptie) is dat soms anders. Eén van de ouders heeft bijvoorbeeld geen biologische band met het kind. Dit betekent niet dat zij zich minder familie van elkaar voelen. Een ouder-kind band gaat over liefde, betrouwbaarheid en veiligheid en dus over meer dan alleen een genetische verbondenheid. 

Bij draagmoederschap is het kind soms wel en soms niet genetisch verwant aan de draagmoeder. Ook als de draagmoeder niet genetisch verwant is aan het kind, heeft zij een belangrijke rol in de ontstaansgeschiedenis van het kind. Het is belangrijk dat het kind de ruimte krijgt om de draagmoeder ook een rol in diens leven te geven. Hetzelfde geldt voor de kinderen van de draagmoeder. Ook zij voelen zich misschien verbonden met het kind en voelen zich familie.

De plek van de eiceldonor

Een donorkind heeft naast het gezin waarin zij opgroeit, ook een donormoeder. En daardoor ook halfbroers en -zussen. Haar biologische familie reikt verder dan het gezin waarin zij opgroeit.

Ook als de identiteit van de donor (nog) niet bekend is, -of de donor op afstand is- is het wel belangrijk dat zij een plek heeft in het gezin. Dat betekent dat er over de donor gepraat mag worden, en een kind vragen kan stellen waarop zij eerlijk antwoord krijgt.

Zoeken naar goede woorden

Soms is het moeilijk om goede woorden te vinden hoe je over de positie van iemand praat. Wat is de rol van een draagmoeder in het leven van het kind. En die van de eiceldonor? Hoe verhouden zij zich tot de opvoedouders. 

Kinderen vinden dit vaak minder ingewikkeld dan volwassenen. Een kind kan heel helder zeggen hoe het voor haar is. De betekenis van relatie die zij met iemand heeft telt daarbij. Zij kan bijvoorbeeld makkelijk twee vaders of moeders hebben, die voor haar allebei even echte vaders en moeders zijn. 

De woorden die gebruikt worden voor traditionele familierelaties zijn in gezinnen na draagmoederschap niet altijd toereikend. Dat laat zien dat de grenzen van ‘wie is familie’ verschuiven. Dat voelt misschien onwennig, maar door er open met elkaar over te spreken, kan de donor steeds meer bij het gezin gaan horen. En kinderen helpen daarbij als de openheid er is.

Afbeelding
draagmoeder en gezin
Delen op: FacebookTwitter