Door: Henny Bos, Floor van Rooij, Loes van Rijn-Van Gelderen, Monique Mochtar, Marieke Verhoeven en Ruben Fukkink.

Ongeveer een derde van alle kinderen in Nederland groeit op in niet-traditionele gezinsverbanden (Staatscommissie Herijking Ouderschap, 2016). In sommige van deze gezinnen hebben de ouders hun kinderwens weten te realiseren met behulp van geassisteerde voortplantingstechnologieën, zoals gametendonatie (sperma of eicel) of embryo-donatie (Staatscommissie Herijking Ouderschap, 2016, Golombok, 2020a,b). Deze voortplantingstechnologie kan ook gecombineerd worden met een draagmoeder. In dat geval wordt een vrouw zwanger met de intentie het juridisch ouderschap na de geboorte over te dragen aan de wensouder(s). Binnen de draagmoederschapprocedure zijn er twee opties: traditioneel draagmoederschap, waarbij de draagmoeder zwanger is van haar eigen eicellen. De andere vorm is “gestational” draagmoederschap. Bij deze vorm is de draagmoeder niet genetisch verwant aan het kind. De draagmoeder kan zwanger zijn van een kind dat genetisch volledig verwant is aan de wensouders of zwanger van een kind dat zowel genetisch verwant is aan een wensouder en een donor.  Tot slot zou het kind ook nog genetisch verwant kunnen zijn aan twee donoren en dus niet aan de wensouders. 

In 2018 gaven, in een Nederlands onderzoek, 48 procent van 377 homoseksuele mannen (leeftijd van 16 tot en met 24 jaar) aan dat ze in de toekomst ouders willen worden (Nikkelen & Vermey, 2018). Onder 105 homoseksuele mannen die bijeenkomsten bijwoonden van "Meer dan Gewenst" (een platform voor lesbische en homoseksuele (wens) ouders en homoseksuele gezinnen), meldde 50 procent dat ze ouders willen worden via “gestational” draagmoederschap (Van Houten et al., 2018).  Alhoewel “gestational” draagmoederschap in Nederland voor man-vrouw stellen onder bepaalde condities sinds 1994 beschikbaar is, werden man-man stellen toen buitengesloten voor een dergelijke procedure in Nederland. Zij moesten uitwijken naar een ander land waar dit voor hen wel mogelijk is. Dit is doorgaans een kostbaar traject en daarom slechts voor een kleine groep een optie. Daarbij komt dat niet alle kinderen die via een buitenlandse “gestational” draagmoederschapprocedure worden geboren, hun eiceldonoren kunnen traceren, ook al bepaalt de Nederlandse wet dat donorkinderen recht hebben op identificerende informatie over de donor. Daarom adviseerde de Staatscommissie Herijking Ouderschap in 2018 de Nederlandse overheid om de indicatie voor een “gestational” draagmoederschapprocedure in Nederland uit te breiden naar man-man-koppels en transgenderpersonen (Staatscommissie Herijking Ouderschap, 2016), met als gevolg dat man-man koppels nu terecht kunnen bij twee Nederlandse klinieken (Amsterdam UMC en Nij Geertgen) om hun wens om kinderen te krijgen via deze procedure te realiseren. Hierdoor wordt het voor wensouders goedkoper om met de hulp van “gestational” draagmoederprocedure hun kinderwens te vervullen, aangezien de kosten lager zijn dan de kosten van deze procedure in het buitenland. Voorwaarden zijn wel dat de wensouders hun eigen draagmoeder en eiceldonor mee brengen en dat zij gedurende het proces psychosociale counseling krijgen. 

Professionele begeleiding (counseling) start idealiter vanaf het begin van de “gestational” draagmoederschapprocedure wanneer de kliniek bezocht wordt voor een intake samen met de draagmoeder en de eiceldonor. De motivatie voor professionele begeleiding is het mogelijke effect van deze procedure op alle betrokkenen (Boivin & Gameiro, 2015). Naast onzekerheden die alle mensen die voortplantingstechnologieën gebruiken, kunnen ervaren (Golombok, 2020a,b; Imrie & Golombok, 2020), moeten wensouders die kiezen voor een “gestational” draagmoederschapprocedure, beslissen hoe ze hun relatie met de draagmoeder en de eiceldonor invullen. De psychosociale counseling kan hen ook voorbereiden op confrontatie met negatieve reacties in de samenleving, zowel voor ouders als kind (Van den Akker et al., 2016). Er kan zelfs sprake zijn van extra stigmatisering voor man-man-koppels omdat ze een kind opvoeden in een gezin met ouders van hetzelfde geslacht (Carone, 2018). Uit onderzoek met andere gezinnen die voortplantingstechnologieën gebruiken, weten we dat deze kwesties van invloed kunnen zijn op de (mentale) gezondheid van ouders en het welzijn van hun kinderen (Imrie & Golombok, 2020), en het is daarom belangrijk dat deze gezinnen goed ondersteund worden en begeleiding krijgen die van goede kwaliteit is en gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek. Echter, het ontbreekt aan de wetenschappelijk kennis over wat deze gezinnen nodig hebben op het gebied van ondersteuning en welke begeleiding effectief is.

Kennis is cruciaal om richtlijnen voor begeleiding te ontwikkelen en zo de best mogelijke begeleiding te bieden, die ouders (en kinderen) helpt bij een goede start. Met dit doel zijn we als consortium in september 2022 begonnen met een onderzoeksproject dat deel uitmaakt van de Nederlandse Wetenschapsagenda (NWA) en gefinancierd wordt door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). In het consortium zitten verschillende onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit van Utrecht, artsen en onderzoekers van het Amsterdam Universitair Medisch Centrum en de fertiliteitskliniek Nij-Geertgen, maatschappelijke organisaties zoals Meer dan Gewenst en Zwanger voor een Ander, vertegenwoordigers van de beroepsvereniging voor counselors op het gebied van alternatieve gezinsvormen (POINT-netwerk) en vertegenwoordigers van een Nederlandse register van gespecialiseerde en ervaren juridische en psychosociale professionals die zich inzetten voor iedereen die te maken heeft met diverse gezinsvormen (DURF).

Het belangrijkste wetenschappelijke doel van het project is om inzicht te verkrijgen in hoe we de best mogelijke begeleiding kunnen bieden aan alle betrokkenen bij (toekomstige) gezinnen met twee vaders of een moeder en een vader die gebruik hebben gemaakt van een “gestational” draagmoederschapprocedure. We volgen hiervoor de ontwikkeling van de kinderen, het gezinsfunctioneren en de begeleidings- en ondersteuningsbehoeften van (toekomstige) ouders, draagmoeders, eiceldonoren en kinderen uit gezinnen met twee vaders of een moeder en een vader die ouder zijn geworden via deze procedure. Ook worden bij een representatieve groep Nederlandse volwassenen de houding ten opzichte van deze gezinnen onderzocht. Hiermee willen we inzicht krijgen in de reacties die de betrokkenen kunnen ervaren vanuit hun nabije omgeving en de bredere samenleving. Ook gaan we na hoe professionals (artsen, ontwikkelingspsychologen, opvoedondersteuners, etc.) over deze gezinnen denken in hun werk. Het onderzoeksproject, dat acht jaar duurt, bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt in twee promotieprojecten de wetenschappelijke input verzameld. In het tweede deel worden deze gegevens vertaald naar counselingsrichtlijnen en trainingen om counselors te trainen deze richtlijnen toe te passen en hun collega’s te trainen.

Voor meer informatie over dit project kunt u contact opnemen met Prof. Dr. Henny Bos (h.m.w.bos@uva.nl)

Literatuur

Boivin, J., & Gameiro, S. (2015). Evolution of psychology and counseling in infertility. Fertility and Sterility104(2), 251-259. https://doi.org/10.1016/j.fertnstert.2015.05.035

Carone, N., Lingiardi, V., Chirumbolo, A., & Baiocco, R. (2018). Italian gay father families formed by surrogacy: Parenting, stigmatization, and children’s psychological adjustment. Developmental Psychology54(10), 1904-1916. https://doi.org/10.1037/dev0000571

Golombok, S. (2020a). The psychological wellbeing of ART children: what have we learned from 40 years of research? Reproductive BioMedicine Online41(4), 743-746. https://doi.org/10.1016/j.rbmo.2020.08.012

Golombok, S. (2020b). We are family: The modern transformation of parents and children. Scribe Publications. 

Imrie, S., & Golombok, S. (2020). Impact of new family forms on parenting and child development. Annual Review of Developmental Psychology2, 295-316. https:// doi.org/10.1146/annurev-devpsych-070220-122704

Murphy, D. A. (2013). The desire for parenthood: Gay men choosing to become parents through surrogacy. Journal of Family Issues34(8), 1104-1124. https://doi.org/10.1177/0192513X13484

Nikkelen, S. & Vermey, K. (2018). Seksuele orientatie en gender identiteit. In H. de Graaf, M. van den Borne, S. Nikkelen, D. Twisk, & S. Meijer (Eds.), Seks onder je 25ste. Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2017 (pp. 37- 60). Rutgers/Soa Aids Nederland. https://rutgers.nl/onderzoeken/seks-onder-je-25e/

Staatscommissie Herijking Ouderschap (2016). Kind en ouders in de 21ste eeuw. Rapport van de staatscommissie herijking ouderschap. Xerox. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/12/07/rapport-va…

Van Houten, J. T., Tornello, S. L., Hoffenaar, P. J., & Bos, H. M. (2020). Understanding parenting intentions among childfree gay men: A comparison with lesbian women and heterosexual men and women. Frontiers in Psychology11, 430-440. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2020.0043 


Delen op: FacebookTwitter